In 28B is nu expliciet vermeld dat artikel 26 niet van toepassing is. Geen voorspeelbeperkingen dus. Maar artikel 16 is wel van toepassing. Dat is ook logisch want het gaat hier om de situatie dat iemand die aan de beurt is zijn bieding doet zonder daarmee de bedoeling gehad te hebben de bieding voor de beurt te accepteren. Meestal heeft de persoon in kwestie die bieding voor de beurt dan helemaal niet opgemerkt omdat hij geconcentreerd was op zijn eigen bieden.
Met zuid als deler opent west het bieden met 1, waarna zuid 1 biedt. Het is duidelijk dat zuid 1 niet heeft opgemerkt, of het hem niets kon schelen en hij gewoon zijn recht om te openen wilde gebruiken. Het 1-bod wordt geannuleerd en nu is het wests beurt om te bieden na de 1-opening. De informatie van het ingetrokken bod is ongeoorloofd voor oost. Maar als vergelijkbare informatie beschikbaar komt in het reglementaire biedverloop, bijvoorbeeld door een volgbod van 1, vervalt of vermindert de ongeoorloofde informatie.
Veronderstel dat met zuid als deler oost het bieden heeft geopend met 1 en zuid daarna 1 biedt. De situatie is nu minder duidelijk. Het is mogelijk dat zuid het bod voor de beurt heeft opgemerkt en 1 gevolgd heeft maar het is ook mogelijk dat hij het 1-bod genegeerd heeft en 1 wilde openen. Beide gevallen zijn reglementaire opties, dus de WL moet zuid vragen wat zijn intentie was. Met een volgbod gaat het bieden gewoon verder, in het andere geval wordt 1 geannuleerd en levert het ongeoorloofde informatie op voor west.
Wanneer zuid gever is en oost opent het bieden met een pas waarna zuid 1 biedt, is de situatie niet anders. Als de WL wordt geroepen, moet hij achterhalen wat zuids intentie is, om te openen of niet, hetgeen al dan niet leidt tot het annuleren van de pas. De WL moet begrijpen dat artikel 29A niet prevaleert boven artikel 28B.